auteur barry looman wellantcollege cursussen & trainingen ...kaliumfosfiet als alternatief voor...

20
1 Herkennen en verantwoord bestrijden van ziekten in de boomteelt Lesstof verlenging Gewasbescherminglicentie Boomteelt 2002 Auteur Barry Looman Wellantcollege Cursussen & Trainingen Eindtermen m.b.t. de lesstof Cluster 6: Arbeids- en Milieuveiligheid Cluster 7: Teelt en Techniek 4.9 kan teeltmaatregelen als vervroegen, verlaten, grondverwarming, koeling en gewasbescherming planmatig in een tactische teeltplanning verwerken. 4.10 kan de schade als gevolg van ziekten, plagen en onkruiden noemen ten behoeve van het volgens plan uitvoeren van teelt en gewasbeschermingsmaatregelen. 4.11 kan van de belangrijkste teelten bodemgebonden ziekten en plagen en de belangrijkste facetten van het bodemleven herkennen ten behoeve van grondbehandelingsmethoden. 4.15 kan uitvloeiers gebruiken Cluster 8: Geïntegreerde gewasbescherming Cluster 9: Transport en opslag

Upload: others

Post on 15-Feb-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • 1

    Herkennen en verantwoord bestrijden van ziekten in de boomteelt

    Lesstof verlenging Gewasbescherminglicentie Boomteelt 2002 Auteur Barry Looman Wellantcollege Cursussen & Trainingen Eindtermen m.b.t. de lesstof

    Cluster 6: Arbeids- en Milieuveiligheid

    Cluster 7: Teelt en Techniek

    4.9 kan teeltmaatregelen als vervroegen, verlaten, grondverwarming, koeling en gewasbescherming planmatig in een tactische teeltplanning verwerken.

    4.10 kan de schade als gevolg van ziekten, plagen en onkruiden noemen ten behoeve van het volgens plan uitvoeren van teelt en gewasbeschermingsmaatregelen.

    4.11 kan van de belangrijkste teelten bodemgebonden ziekten en plagen en de

    belangrijkste facetten van het bodemleven herkennen ten behoeve van grondbehandelingsmethoden.

    4.15 kan uitvloeiers gebruiken

    Cluster 8: Geïntegreerde gewasbescherming

    Cluster 9: Transport en opslag

  • 2

    Herkennen en verantwoord bestrijden van ziekten in de boomteelt Inhoud Blz. 1. Schimmels 3

    1.1 Kenmerken van schimmels 3 1.2 Infectie en schade 4 1.3 Voornaamste schimmels 5 1.4 Bestrijdingsmethoden 7 1.5 Mycorrhiza’s 10

    2. Bacteriën 13

    2.1 Levenswijze 13 2.2 Voortplanting en groei 14 2.3 Plantparasitaire bacteriën 15 2.4 Schade 16 2.5 Overzicht bacteriënaantastingen 18

    Bronnen: Reader Boomteelt Wellantcollege Reader Boomteelt AOC Limburg Plagen in de boomkwekerij (Uitgave PPO) Infectieziekten in de boomteelt en het openbaar groen (Stoas) Dierlijke beschadigers in de boomteelt en het openbare groen (Stoas) Artikelen vakblad ´De Boomkwekerij´

  • 3

    1. Schimmels 1.1 Kenmerken van schimmels Vermeerdering Uit het vruchtlichaam van schimmels komen sporen, welke voor de verspreiding van de soort zorg dragen. Schimmels kunnen zich op afhankelijk van de soort verschillend voortplanten en vermeerderen. We spreken van de ongeslachtelijke vermeerdering en van geslachtelijke voortplanting. Ongeslachtelijke sporen Ongeslachtelijke sporen kunnen op twee manieren ontstaan: door afsnoering aan het einde van bepaalde schimmeldraden (conidiën)en door insnoering halverwege een schimmeldraad (chlamydospore). Geslachtelijk Geslachtelijke sporen ontstaan na samensmelting van geslachtscellen. Dit kan van soort tot soort op zeer verschillende wijze verlopen. Erfelijke informatie Vooral van belang is dat tijdens de geslachtelijke voortplanting erfelijk informatiemateriaal worden uitgewisseld. Er bestaan zowel een- als tweehuizige schimmels. Van sommige schimmelsoorten is tot dusver geen geslachtelijke fase gevonden. Overleven Om de moeilijke periode te overbruggen kunnen schimmels speciale sporen vormen, waarmee ze overleven. - ruststructuren: deze zijn voorzien van een dikke wand en reservevoedsel. - rhizomorfen: het mycelium heeft een verdikte wand. Bij de honingzwam zijn de hyfen tot bundels verenigd, waardoor deze op wortels lijken. Verspreiding De verspreiding van schimmels vindt passief (van buitenaf) plaats. Ongeslachtelijke sporen worden meestal in enorme hoeveelheden geproduceerd aan of nabij de buitenzijde van de plant waar de schimmel leeft. Van daaruit worden de sporen verspreid via: - wind, regen (spatverspreiding), dieren (aaltjes, insecten), mensen (kleding), gereedschappen, werktuigen. Specialisatie Sommige schimmels hebben zich gespecialiseerd op een waardplant. Waardplantwisseling Andere soorten ontwikkelen zich in de winter en voorjaar op een plantensoort waarna ze verhuizen naar een plantensoort van een andere familie. Zo overwintert zwarte roest op tarwe waarna in het voorjaar Berberis wordt aangetast. Obligate schimmels Obligate schimmels leven uitsluitend ten koste van een levend organisme, bijv. meeldauw en roest. Facultatieve schimmels Facultatieve schimmels kunnen zowel leven op dood organisch materiaal (als saprofiet) als ten koste van een levend organisme, bijv. het meniezwammetje kan een levende boom aantasten, maar kan ook op dood hout leven.

  • 4

    1.2 Infectie en schade Infectie Meestal is aan het aantastingsbeeld niet te herkennen met welke schimmel je maken hebt. We onderscheiden: - bodemschimmels - verwelkingsziekten - kankers en bladnecrosen - bladvlekkenziekten - meeldauwschimmels Ectoparasiet Sommige schimmels vestigen zich aan de buitenkant van de gewassen, met hun haustoriën (zuigorganen) dringen ze de planten binnen en vervolgens onttrekken ze voedingsstoffen aan de cellen. Een voorbeeld is echte meeldauw. Endoparasiet De meeste parasitaire schimmels zijn endoparasieten: ze leven tussen de plantencellen. Met hun hyfen dringen ze met behulp van enzymen de plantencellen binnen, bv. valse meel-dauw. Schade Het plantenweefsel kan schade ondervinden va de schimmelaantasting door: Structuurvernieling - Door de schimmel worden celwandsplitsende enzymen gebruikt bij het binnendringen van het plantenweefsel. Eiwitten, vetten en koolhydraten worden daarna afgebroken en door de schimmels verbruikt als voedsel. Verstoring stofwisseling - door de afgifte van toxinen of hormonen wordt de groei van de planten ontregeld of cellen gedood, symptomen daarvan zijn tumoren, heksenbezems en overtollige wortelgroei. Verstopte vaten - verstopping van het transportsysteem; in de vaten worden door de aangetaste planten stoffen; gommen, kurkstof, oliën, looistoffen en fenolverbindingen, gevormd waardoor de houtvaten (xyleem) worden afgegrendeld (Shigo 2). Voorbeeld zijn iepziekte, verschillende verwelkingsziekten (Verticillium). Andere schades - afsterven van het weefsel (necrose), - misvormingen - wegvallen van planten Symptomen De symptomen van een aantasting kunnen totaal verschillend van aard zijn. Vaak vormen de plaats, de aard en de kleur een aanwijzing. - schimmelpluis - sporenhoopjes - zacht/aangetast weefsel - rotting

  • 5

    1.3 Voornaamste schimmelziekten De meeste ziekten in de boomteelt worden veroorzaakt door schimmels. Hieronder worden de belangrijkste schimmels genoemd. Bladvlekkenziekten In deze groep ziekten worden ziekten samengevat, waarbij bladeren en soms ook jonge stengeldelen en bloemen geïnfecteerd worden. Vanuit de infectieplaats treedt verkleuring op. In veel gevallen sterft het aangetaste weefsel af. De afsterving is het gevolg van toxische stoffen die door de schimmel worden gevormd. Bij een aantal schimmels treedt er na infectie een afweermechanisme in werking, waardoor de uitbreiding van de aantasting wordt gestopt, Daardoor ontstaan er vlekken met voor elke ziekte een karakteristieke afmeting, kleur en vorm. Uitbreiding van de ziekte is mogelijk doordat er in de vlekken sporen worden gevormd, die nieuwe infecties veroorzaken. Ernstige infectie heeft vaak bladval tot gevolg. Voorbeelden: bladvlekkenziekte in populier, Azalea, roos, Rhododendron, Cytisus, Laburnus en Lupinus Valse meeldauw Vals meeldauw is te herkennen aan het vuilwitte schimmelpluis dat onder vochtige omstandigheden aan de onderkant van het blad verschijnt. Doorgaans is aan de bovenzijde van het blad een geelachtige verkleuring waar te nemen. Bladeren verschrompelen en vallen voortijdig af. Valse meeldauw komt o.a. voor bij: Papaver, Corydalis, Laburnum, Primula, Helleborus, Viola en Rosa Echte meeldauw Deze schimmel veroorzaakt een wit, poederachtig overtrek. Ook wel het ‘wit’ genoemd. Dit breidt zicht geleidelijk verder uit op bladeren, scheuten en bloemen. Echte meeldauw komt voor op een groot aantal soorten houtige gewassen en vaste planten. Enkele zijn bv.: Clematis, Erica, Quercus, Berberis, Mahonia, Euonymus, Lonicera, Hydragea. Van de vaste planten zijn o.a. Aster, Dianthus, Phlox, Viola en Helenium gevoelig. Roest De roesten ontlenen hun naam aan de doorgaans roestbruine sporenhoopjes aan de onderkant van het blad en op de stengels. Deze schimmels hebben een ingewikkelde levenscyclus met bovendien vaak waarplantwisselingen. Roest komt bij veel planten voor. Enkele bekende zijn roest bij populier, berk, wilg, Berberis, Hypericum en roos. Bodemschimmels Dit zijn schimmels die planten vanuit besmette grond aantasten. Hierbij maakt men onderscheid tussen:

    Wortelrot = wortels sterven af

    Voetziekten = aantasting van de stengelbasis

    Houtrot = uitbreiding van de schimmel vanuit de wortel naar de stam Pythium en Rhizoctonia zijn voorbeelden van bodemschimmels die weinig specialisatie vertonen ten opzichte van de waardplant. Ze tasten tere en verzwakte planten aan.

  • 6

    De honingzwam, dennemoorder en de meeste soorten Phytophthora zijn meer waardplantspecifiek. Voor de meeste bodemschimmels geldt dat ze ruststadia vormen, waarmee ze bij voedselgebrek of andere ongunstige omstandigheden kunnen overleven. Dit kan in de vorm van sporen, sklerotien of rhizomorfen. Vaat- en verwelkingsziekten Dit zijn ziekten, waarbij de plant of een deel daarvan verwelkt en tenslotte meestal afsterft. Op een doorsnede van de stengels of takken is een verkleuring van de houtvaten te zien. Infectie kan plaatsvinden via de wortels, maar ook via bovengrondse delen. De bacteriën of schimmels breiden zich via de houtvaten door de hele plant uit. De verwelking kan o.a. het gevolg zijn van giftige stoffen die de ziekteverwekker afgescheidt. Ook kan verwelking het gevolg zijn van het verstopt raken van de houtvaten door thyllen die de plant maakt als reactie op de ziekteverwekker of door afscheidingsproducten (iepziekte) zoals slijm, van de veroorzaker. Voorbeelden van dit soort ziekten zijn o.a.: iepziekte, loodglas, tak- en bloesemsterfte, verwelkingsziekte (Verticillium) en afsterving van Clematis. Nieuwe ziekten Regelmatig worden we weer opgeschrikt door een nieuwe ziekte. Op dit moment is er sprake van een nieuwe schimmel Phytophthora ramorum die afsterving kan veroorzaken bij bepaalde soorten eik. Een andere vorm van deze schimmel is gevonden bij Rhododendron en Viburnum. Deze nieuwe schimmel vormt een groot probleem bij de export van boomkwekerijproducten, het is een quarantaine ziekte. De PD (Plantenziektenkundige Dienst) is bezig met een inventarisatie van het verspreidingsgebied en de gewassen die geïnfecteerd kunnen worden.

    Chamaecyparis Iawsonia ‘Ellwoodii‘ aangetast door Phytophthra cinnamomi.

  • 7

    1.4 Bestrijdingsmethoden Naast chemische bestrijding met voornamelijk fungiciden worden er erg veel inspanningen verricht om op een andere manier schimmelaantastingen tegen te gaan. De laatste jaren is gestreefd de hoeveelheid gebruikte fungiciden terug te dringen, dit is niet gelukt. Dit geeft al aan dat het anders dan bij insecten, het erg moeilijk is om geïntegreerd schimmels te bestrijden. Hieronder worden een aantal ontwikkelingen op het gebied van alternatieve bestrijding toegelicht.

    Bedrijfshygiëne Zoals overal, geldt ook zeker bij het voorkomen van ziekten door schimmels en bacteriën dat bedrijfshygiëne zeer belangrijk is. Zoals schoon uitgangsmateriaal, schone grond, potten e.d. Teeltmaatregelen Met behulp van teeltmaatregelen kunnen vaak al problemen met schimmels worden voorkomen. Enkele voorbeelden zijn:

    Onderdoor watergeven (druppelaars, eb/vloed) werkt om de verspreiding van bladvlekkenziekten tegen te gaan

    Filteren van water voorkomt de verspreiding van sporen van bv. Phytophora

    Met hete lucht zaaizaad ontsmetten

    Geef vroeg op de dag water, zodat het gewas droog de nacht ingaat. Dit voorkomt veel problemen met schimmels die op het blad voorkomen, zoals roesten. Resistentie Resistente gewassen kunnen een oplossing zijn voor schimmelziekten. Voorbeelden hiervan zijn Hypericum die minder gevoelig zijn voor roest, Pyracantha tegen bacterievuur en Acer-onderstammen tegen Verticillium. Naast registeren van resistentiegegevens bij sortimentsonderzoek, wordt er ook actief veredeld op dit soort aspecten Resistentiemanagement Zeker bij de bestrijding van schimmels is het erg belangrijk om te voorkomen dat er resistentie ontstaat tegen de fungiciden die gebruikt worden. Dit kan door bij de bespuitingen telkens middelen uit groepen met een ander werkingsmechanisme te nemen. In gidsen van de DLV of de PD kunt u deze informatie halen. Plantversterkers / GNO Er is momenteel veel ontwikkeling op het gebied van plantversterkende middelen en GNO’s (Gewasbeschermingsmiddelen van Natuurlijke Oorsprong). GNO’s zijn o.a. minerale oliën, plantaardige oliën, plantextracten, mineralen en antagonisten. Dit soort producten worden gezien als alternatief voor chemische bestrijdingsmiddelen. De meeste middelen zijn nog in onderzoek, maar een aantal zijn al aangevraagd voor toelating voor de RUB-lijst (Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen). Voorbeelden zijn:

    Kaliumfosfiet als alternatief voor Aliette bij de bestrijding van valse meeldauw, Phytopthora en Pythium

    Insecticide Mycotal bevat sporen van Verticillium lecanii waarmee roest, meeldauw en tal van andere schimmels worden bestreden.

    Compostthee van Compara is een extract van compost. Planten die hiermee bespoten worden hebben een betere weerstand tegen ziekten.

    Vital+ Algan en raapzaadolie tegen echte meeldauw in eik

  • 8

    Schoonwassen stek Schimmels bemoeilijken vaak het bewortelen van stek. Dit is natuurlijk niet vreemd, want stekken hebben een wondvlak en bevinden zich in een vochtige en warme omgeving. Dit is natuurlijk ideaal voor schimmel. Uit onderzoek blijkt dat het schoonwassen van stek een goede remedie is tegen schimmelvorming. Stekken komen overal vandaan, het is logisch dat het oppervlak van een stek vol zit met schimmelsporen, die tijdens de stekfase weer een probleem kunnen gaan vormen. De stekken kunnen het beste een uur lang gedompeld worden in een waterbad met kamertemperatuur. Daarna moet u ze flink uitspoelen. Het spoelen van de hele stek gaf een beter resultaat dan alleen de stekbasis. Er is ervaring opgedaan met Rhododendron ‘Cunningham’s White’ en Magnolia stellata.

    Dradenschimmel in Calluna-stek. Waarschuwingsmodel Met behulp van een waarschuwingsmodel kan het aantal bespuitingen tegen schimmels gereduceerd worden. Er zijn inmiddels goede ervaringen bij de bestrijding van valse en echte meeldauw in roos en roest in Hypericum. Door regelmatig waar te nemen (bij voorkeur wekelijks) in een gewas en de aantasting met schimmel te registreren, kan een computermodel gevoed worden met deze resultaten. Dit waarschuwingsmodel combineert deze schimmelwaarnemingen met andere waarnemingen, zoals temperatuur, regen, blad/natperiode, RV etc. Bij overschrijding van een actiedrempel adviseert het model tenslotte een bespuiting. Ten opzichte van het vaak toegepaste kalenderspuiten, bespaart spuiten op advies van een waarschuwingsmodel ca. twee tot vijf bespuitingen.

  • 9

    Bemonstering / veldtoets Bij een aantal bodemziekten zou het prettig zijn om te weten of ze in een perceel aanwezig zijn. Voor bijvoorbeeld Agrobacterium en Verticillium is vaak pas achteraf de schade zichtbaar. Getroffen partijen gewassen mogen dan niet meer worden geëxporteerd en zijn onverkoopbaar. Er is momenteel veel onderzoek gaande naar systemen waarmee genoemde ziekten kunnen worden aangetoond. Er wordt gebruik gemaakt van bemonsteringstechnieken en veldtoetsen. Biologische grondontsmetting Chemische grondontsmetting wordt gebruikt om aaltjes, bodemziekten en onkruiden te bestrijden. Grondontsmetting wordt echter steeds moeilijker, omdat veel middelen ondertussen verboden zijn of ter discussie staan. Een nieuwe ontwikkeling is de biologische grondontsmetting. Hierbij wordt op braak terrein een grote hoeveelheid organische stof ingewerkt en vervolgens wordt het perceel afgedekt met plastic. Tijdens het verteren van deze organische resten ontstaan allerlei chemische stoffen die giftig zijn. Momenteel wordt onderzocht wat de beste methodieken zijn en wat de effecten op de aaltjes, bodemziekten en onkruiden zijn. Filters Het gebruik van filters is in de glastuinbouw al een standaard gegeven bij het gietwater. In de boomteelt zijn er ook steeds meer systemen in gebruik om het gietwater (met name recirculatiewater) te ontdoen van vooral schimmelsporen. Een goed voorbeeld is het gebruik van een langzaam zandfilter bij problemen bij Phytophthora cinnamomi. Een nieuwe ontwikkeling is een moerasfilter. Waterplanten zouden allerlei ziektekiemen uit het water kunnen halen. Een onderzoek naar dit systeem is nog gaande. Toevoegingen Aan de spuitvloeistof kunnen uitvloeiers of andere hulpstoffen worden toegevoegd. Op dit gebied zijn er erg veel ontwikkelingen. Momenteel is het in Nederland zo dat voor dit soort producten geen toelating hoeft te worden aangevraagd. Een product waarmee in de boomteelt nu wat ervaring is opgedaan is Zipper, een superuitvloeier van Asepta. Door het toevoegen van 0,1% Zipper krijgt men een optimale bladbedekking, een snellere droging van het gewas (dus minder weersafhankelijk), men kan toe met minder spuitvloeistof en het zorgt ervoor dat het resultaat van de bespuiting verbeterd.

  • 10

    1.5 Mycorrhiza’s Mycorrhiza’s zijn nuttige schimmels. Samenleving Een mycorrhiza is een samenlevingsvorm van een schimmel en een plant. Het woord mycorrhiza is afgeleid van het Griekse mycos (=schimmel) en rhiza (=wortel). Vele planten leven samen of zijn soms volledig afhankelijk (orchideeën) van schimmels. Doordat de schimmel voedingszouten opneembaar maakt voor het gewas en het gewas in ruil daarvoor koolhydraten ter beschikking stelt is sprake van een perfecte samenwerking. Het aantal schadelijke vormen wordt volkomen overtroffen door de 95 % nuttige typen. Op de wortels van de meeste loofbomen en naaldbomen komen ectomycorrhiza’s voor, die zich rondom de wortels bevinden en door de fijnmazige schimmeldraden het worteloppervlak enorm vergroten. Een klein aantal schimmels is soortspecifiek en vervult soms slechts een functie zoals de opname van stikstof of fosfor. Netwerk De schimmeldraden vormen een netwerk in de bodem rond de plantenwortels en dringen vaak in de wortels door. Via dit netwerk kan de schimmel water en mineralen uit de bodem te halen die de plant zelf niet op kan nemen. De plant kan deze mineralen uit de schimmel halen, terwijl suikers van de plant naar de schimmel worden getransporteerd. Zowel plant als schimmel hebben hier voordeel van. Mobiliteit van fosfor Deze samenlevingsvorm is in fossielen waargenomen van 250 - 300 miljoen jaar geleden. De mycorrhiza zijn vooral belangrijk i.v.m. de geringe bewegelijkheid van fosfor in de bodem. De wortel moet naar de fosfor toe groeien. Door fijnmazige netwerk van de schimmel kan de schimmel een grotere oppervlakte bereiken. Bovendien verplaatst de schimmel de fosfor en stelt het aan de plant beschikbaar. Bij ongunstige milieuomstandigheden zoals hoge zoutconcentratie en hoge hoeveelheden zware metalen sterven de schimmels. Mycorrhiza’s zijn worden bij de grote meerderheid van landplanten aangetroffen. Een klein aantal gewassen van vooral ruderale planten heeft het vermogen tot mycorrhiza-vorming verloren B.v. ossentong, kamille, lupine, melde, margriet en klaproos. Voordelen van mycorrhiza’s

    Verhoogde opname van water

    Verhoogde opname van minerale nutriënten

    Opname van nutriënten in organische vorm

    Extra stabiliteit door uitbreiding van het wortelgestel.

    Bescherming tegen zware metalen en een overdaad aan aluminium in de bodem

    Bescherming tegen bodempathogenen. Endomycorrhiza Een schimmel waarvan de schimmeldraden tot binnen in de wortels van andere planten doordringen.

    Vesiculaire-arbusculaire mycorrhiza Een groep schimmels waarvan de schimmeldraden zowel binnen als buiten de wortelcellen van de plant groeien. Binnen de wortelcellen maakt de schimmel blaasjes ('vesiculae') of een kluwen van hyphen die op een boompje lijkt ('arbusculae'). Op een groot aantal houtige gewassen zoals esdoorn, paardekastanje, Robinia, vuilboom en vlier, worden arbusculaire mycorrhiza’s gevonden Ook de meeste kruiden vormen een samenvorm met arbusculaire mycorrhiza’s

  • 11

    Het aantal arbusculaire mycorrhiza’s isoort specifiek.

    Ectomycorrhiza Dit zijn schimmels waarvan de schimmeldraden een netwerk tussen wortelcellen vormen maar daar niet in doordringen (vergelijk endomycorrhiza). Het woord bestaat uit ecto- (buiten) en -mycorrhiza (schimmeldraden). Veel ectomycorrhiza's komen met hun voortplantingsorganen (de paddestoelen) boven de grond. Op den fijnspar, lariks, berk, haagbeuk, hazelaar, tamme kastanje, eik en beuk worden alleen obligate ectomycorrhiza’s aangetroffen Op populier, wilg, els, linde, meidoorn, kers, en walnoot hebben ook ecto- maar soms endomycorrhiza’s. Er bestaan wereldwijd daarvan zijn specifiek andere hebben geen gastheervoorkeur.

  • 12

    Ericoide mycorrhiza Een groep schimmelsoorten die specifiek met planten uit de heidefamilie (Ericaceae) samenleven. Orchoide mycorrhiza Een groep schimmels die met orchideeën samenleven. Bouw Een schimmeldraad bestaat uit verscheidene cellen (lagere schimmels) of uit schimmeldraden of hyfen, een netwerk van draden noemen we mycelium of zwamvlok. Afhankelijk van de soort schimmel en de levensomstandigheden kunnen zich op deze draden een vruchtlichaam vormen.

  • 13

    2. Bacteriën Micro_organismen Bacteriën zijn bijzondere groep binnen de micro_organismen. Men beschouwt ze als een zeer oorspronkelijke vorm en de kleinste zelfstandig levende organismen. Hun grootte

    ste meter). Bacteriën staan tussen planten en dieren in, de meeste vormen zijn heterotroof. Doordat ze geen bladgroen hebben, is fotosynthese niet mogelijk. Autotrofe organismen Dit zijn de planten die in staat zijn om van eenvoudige anorganische stoffen ingewikkelde organische bouwstoffen voor hun eigen lichaam te maken. De groene planten zijn fotoautotroof ze kunnen van koolzuurgas uit de lucht en water uit de grond door hun bladgroen en zonlicht suikers, zetmeel en andere koolhydraten maken waarbij als afvalstof zuurstof vrijkomt. De chemo- autotrofe soorten putten hun energie uit chemische omzettingen door de oxydatie van anorganische stoffen, zoals zwavel (zwavelbacterien), ijzer (ijzerbacteriën), methaan (methaanbacteriën), nitraat (nitraatbacteriën), en ammoniak (nitrificerende bacteriën). Heterotrofe organismen Deze soorten zijn niet in staat om hun voor hun eigen voeding en energievoorziening te zorgen. Daarom moeten ze om in hun energiebehoefte te voorzien door organische stoffen zoals suikers opnemen en te verbranden. Alle niet groene planten, dieren, de mens, schimmels en de meeste bacteriën zijn heterotroof.

    2.1 Levenswijze Saprofieten Vele soorten leven van dood, dierlijk of plantaardig materiaal. Dit maakt hen uitermate nuttig: door deze saprofytische levenswijze hebben zij een groot aandeel in de kringloop van stoffen. Zo worden bepaalde soorten bij zuiveringsprocessen ingezet, bijvoorbeeld bij de waterzuivering. Grondgebonden Bacterieziekten kunnen ook 'grondgebonden' zijn. De bacteriën leven dan tijdelijk als saprofiet in de grond voort. Als de planten een verzwakte vitaliteit hebben, krijgen deze bacteriën een kans. Nuttige Vele bacteriesoorten zijn voor de mens bijzonder nuttig zoals azijnzuur-, melkzuur- en yoghurtbacteriën Symbiose Andere bacteriesoorten leven in symbiose met planten. Hierbij leven bacterie en plant zodanig samen, dat beide er voordeel van ondervinden. Bacteriën van het geslacht Rhizobium bijvoorbeeld, infecteren de wortels van vlinderbloemigen. In de wortelknolletjes zetten de bacteriën de stikstof uit de lucht om in voor de wortels opneembare verbindingen. De bacteriën leven van de lekkage van koolhydraten zoals suikers van de wortels.

  • 14

    Parasieten Als de bacteriën voor hun voeding aangewezen zijn op levende organismen worden ze parasieten genoemd. Enige voorbeelden van ziekteverwekkers bij de mens zijn: cholera, longontsteking, tyfus en tuberculose. Als ziekteverwekkers van planten vervullen de bacteriën een ondergeschikte rol. Altijd, overal Bacteriën zijn altijd, overal en in elke omgeving aanwezig. Zonder bacteriën zou het leven niet mogelijk zijn.

    2.2 Voortplanting en groei Celdeling Bacteriën planten zich op een zeer eenvoudige, ongeslachtelijke wijze voort. In een bacteriecel wordt eerst een tussenschot gevormd, waarna beide helften elkaar loslaten en uitgroeien tot een zelfstandige bacterie. De tijd die nodig is om een nieuwe generatie te vormen, wordt de generatieduur genoemd. Onder groei van bacteriën verstaan we een toename van het aantal bacteriecellen. Deze groei wordt vooral bepaald door: - de hoeveelheid en het type voedingsstof, - de pH, - de vochtigheid - de temperatuur - Sporevorming Enkele bacteriën kunnen onder bepaalde omstandigheden sporen vormen. Deze spore wordt omgeven door een harde dikke wand. Hiermee kan de bacterie moeilijke perioden overbruggen. Bij planteparasitaire bacteriën komt deze eigenschap minder vaak voor. Infectie Bacteriën kunnen op allerlei manieren via bestaande openingen het planteweefsel binnendringen, bijvoorbeeld via huidmondjes, wonden, bloemen en een verzwakte opperhuid. In de het weefsel leven ze ten koste van de cellen. Incubatietijd De tijd tussen de infectie en de eerste zichtbare ziekteverschijnselen noemt men de incubatietijd. Tijdens deze incubatieperiode vermenigvuldigen de bacteriën zich sterk. Pas als het aantal bacteriën sterk is toegenomen, openbaren de ziekteverschijnselen zich. Latente infectie Soms wordt een bacterie op een waardplant aangetroffen zonder dat er duidelijke symptomen zichtbaar zijn. We spreken dan van een latente infectie. Overgevoeligheid Een enkele keer reageert de waardplant door geïnfecteerde cellen plotseling te laten afsterven. We noemen dit een overgevoeligheidsreactie. De bacteriën blijven dan achter in een kleine vlek dood weefsel en de infectie kan zich niet meer uitbreiden.

  • 15

    Verspreiding Bacteriën kunnen zichzelf nauwelijks voortbewegen. Ze zijn voor hun verspreiding deels af-hankelijk van natuurlijke mogelijkheden, zoals: - wind, - water, - insekten, - vogels. Andere verspreidingsmogelijkheden zijn o.a.: - geïnfecteerd plantmateriaal, - machines, gereedschap, - fust, - mens (kleding, schoeisel en handen), - gewasresten, - zaad, - grond.

    2.3 Planteparasitaire bacteriën Milieu Bacteriën leven bij voorkeur in een licht zure tot licht basische omgeving. Hoofdvormen Bacteriën kunnen wat betreft uiterlijk in vier hoofdvormen worden verdeeld in verschillende bacterievormen - staafvormig, (soms beweeglijk), - bolvormig, (niet beweeglijk), - spiraalvormig, (beweeglijk), - draadvormig, (niet beweeglijk). Staafvormig Bacteriën die planteziekten veroorzaken, zijn bijna allemaal staafvormig. Sommige staafvormige bacteriën kunnen zich onder vochtige omstandigheden enigszins voortbewegen, dankzij de aanwezige zweepdraden (flagellen). Slijmkapsel Ziekteverwekkende bacteriën zijn aan de buitenkant vaak omgeven door een slijmkapsel. Dit slijm voorkomt uitdroging bij ongunstige omstandigheden.

  • 16

    2.4 Schade Schadelijke geslachten Slechts enkele bacteriegeslachten zijn in staat een plant ziek te maken, zij behoren tot de volgende geslachten: - Argrobacterium - Corynebacterium - Erwinia - Pseudomonas - Streptomyces - Xanthomonas. Besmetting Bacteriën hebben bestaande openingen nodig om een plant binnen te dringen. Eenmaal binnengedrongen leven ziekteverwekkende bacteriën in de intercellulaire holten en vermenigvuldigen ze zich ten koste van de omringende plantecellen. Schade Vanuit de intercellulaire holten kunnen de plantecellen schade ondervinden door: - verstopping van het transportsysteem, - vernieling van de structuur door enzymafscheiding, - verstoring van de hormoonhuishouding door de vorming toxinen waardoor vergroeiingen

    kunnen optreden, - genetische veranderingen. Symptomen Vatbare planten verschillen in hun reactie op een infectie. Op hun beurt verschillen bacteriën in ziekmakend vermogen (pathogeniteit). Het ziektebeeld is ook afhankelijk van uitwendige omstandigheden, waarvan vochtigheid en temperatuur de belangrijkste zijn. Latente infectie Een speciaal probleem vormen de latente infecties. Soms kan een bacterie wel in een waardplant worden gevonden, zonder dat er duidelijke symptomen zichtbaar zijn. Schadebeelden Een bacterieziekte kan allerlei schadebeelden oproepen: - slijm (gomvorming); - bladvlekken (vetvlekken, chlorotische ring); - waterige/glazige plekken, niet scherp begrensde overgang, op de grens van gezond en

    ziek weefsel - woekeringen en tumoren (heksenbezem, bandvorming, wortelknobbels); - necrosen en kankers; - vaatziekten (verwelking); - rotting (natrot);

  • 17

    Preventie - gebruik schoon en gezond uitgangsmateriaal; - voorkom besmetting via afvalhopen en gewasresten; - zorg voor optimale groeiomstandigheden door een goede conditie van de gewassen; - verwijder aangetaste planten; - bestrijdt onkruiden en waardplanten; - voorkom beschadigingen; - maak een goede rassenkeuze; - zorg voor goede bewaaromstandigheden; - zorg voor bedrijfshygiëne. Bestrijding Bacteriezieke planten zijn niet of moeilijk te genezen. Als een bacterieziekte zich eenmaal in een gewas heeft gevestigd, kan de daarom aanzienlijk zijn. In het algemeen moet men bij aantasting zieke planten verwijderen. Soms moet worden overgaan tot vernietiging van het gewas.

  • 18

    2.5 Overzicht Bacterie-Aantastingen

    Bacterieziekte bij Populus Bastwoekerziekte bij Fraxinus

    Bacterievuur bij Crataegus, Pyrus, Malus, Sorbus

    Kroongalziekte bij Juglans, Malus, Pyrus, Salix Wortelknobbelbacterie bij Malus, Sorbus, Rosa,

    Blad- en stengelziekte bij Hedera

    Watermerkziekte bij Salix (alba rassen)

    Gomziekte bij Prunus Bloedingsziekte

    Bacterievuur Wordt gekenmerkt door: - Snelle verwelking en verdroging van jonge scheuten, vaak met een "vaantje" aan de

    gekromde top. - Bloesems die verschrompelen. - Takken die afsterven. - Er kunnen vuilwitte druppeltjes bacterieslijm zichtbaar zijn aan bladstelen en scheuten.

    Deze kunnen met de regen uitvloeien waardoor na opdrogen een zilverachtige film achterblijft.

    - Bij aansnijden van de bast onder een aantasting wordt een rood gevlamde verkleuring zichtbaar, terwijl het weefsel vochtig en plakkerig is.

    - Op de stam en dikkere takken ontstaan ingezonken kankerplekken, waarbij de kleur van de bast in paars verandert. Aan de randen kunnen slijmdruppeltjes naar buiten geperst worden, die eerst melkachtig wit zijn, maar al snel via oranje naar geelbruin verkleuren.

    - De verdroogde bladeren, bloemen en vruchten blijven vaak tot in de winter aan de plant zitten.

    Vatbare planten voor bacterievuur zijn gewassen die tot de familie van de Rosaceae behoren, zoals Cotoneaster soorten, Crataegus, Malus, Pyracantha, Pyrus, Sorbus en Stranvaesia. Oorzaak: Bacterie-aantasting door Erwinia amylovora, verspreiding o.a. door insekten bij de bloei. Bestrijding: Geen, aangetaste bomen en waardplanten verwijderen, het hout verbranden (composteren). Bacterieziekte Deze ziekte van Populus veroorzaakt insnoeringen van eenjarige takken en kankers op het oudere hout, bij ernstige aantastingen kunnen hele takken uitbreken. Blad- en stengelziekte Bij Hedera ontstaan hoekige tot ronde bruine vlekken met een doorschijnende rand op de bladeren, later drogen deze plekken uit. Door het gewas op te binden zodat het droger blijft kan de ziekte worden voorkomen. Bastwoekerziekte Op te vochtige groeiplaatsen vormen zich zwarte propvormige verdikkingen en callusvorming op het hout en scheuren op de bast van Fraxinus. De boom probeert de schade te beperken door kurkweefsel te vormen. Door herhaalde verwonding en kurkvorming ontstaat een bastwoekering. Gevoelige bomen: Fraxinus excelsior Een te natte standplaats is meestal de oorzaak met als gevolg een aantasting door Pseudomonas savastonii ssp fraxinii. Bestrijding: Geen, aangetaste delen of gehele boom verwijderen.

  • 19

  • 20

    Overzicht illustraties ‘Ziekten in de Boomkwekerij’ 1. Schimmels – Voornaamste schimmels Chamaecyparis lawsoniana ‘Ellwoodii’ aangetast door Phytophthora cinnamomi Bron: Infectieziekten in de boomkwekerij en het openbaar groen’ (blz. 72) 1. Schimmels - bestrijdingsmethoden Dradenschimmel in Calluna-stek Bron: Infectieziekten in de boomkwekerij en het openbaar groen’ (blz. 75) 1. Schimmels – mycorrhiza Tekening in de reader 1. Schimmels – mycorrhiza Tekening in de reader 2. Bacterien Schema bacterievuur Bron: Infectieziekten in de boomkwekerij en het openbaar groen’ (blz. 30)